Sporen in het landschap

Op en rondom het landgoed Marquette is de geologische gesteldheid nog relatief onaangetast gebleven. Activiteiten als het “omgronden” ten behoeve van de bollenteelt of het geschikt maken van de grond voor woningbouw zijn hier uitgebleven. Hier is de geologie van het binnendeltalandschap nog in detail te bestuderen. Hierin is de sleutel gelegen om het ontstaan van Noord-Kennemerland, waarin de binnendelta van het Oer Y een hoofdrol vertolkte, te kunnen begrijpen. De afwisseling van oeverwallen en erosiegeulen en van kleiige en meer zandige sedimenten is in het bijzonder in de weilanden goed zichtbaar aan duidelijke hoogteverschillen. Deze zichtbaarheid van de geologische gesteldheid wordt versterkt doordat hier het grondgebruik nog voor het grootste deel aangepast is aan de mogelijkheden en beperkingen die het landschap aan de mens bood. Op de hoge, zandige delen zoals de oeverwal en de strandwal werd bos aangelegd; de latere, natte, kleiige delen van het landschap waren alleen geschikt als hooi- of weiland. In de smalle, kronkelende erosiegeulen vonden de afwateringssloten en duinrellen een vanzelfsprekende plaats. De geologische ontstaanswijze werkt ook door in de bodemkenmerken die op het landgoed worden aangetroffen. Op het grootste deel van het landgoed komen kalkhoudende, met verspoelde klei verrijkte zandbodems (zavel) voor. Zelfs zijn centimeters dikke schelpenbanken niet zeldzaam. Aan de zuidzijde van het landgoed komen kalkarme zandbodems van de strandwal voor (Overbossen) en dit zand is zelfs op grote schaal de aangrenzende zuidelijke erosiegeul ingestoven. Daarnaast komen hier en daar geïsoleerde kleibanken voor; de laatste resten van het voor de erosiefase aanwezige wadden- en kwelderlandschap.
Water is voor het landgoed Marquette altijd een sleutelfactor geweest. Het is aannemelijk dat ten tijde van de bouw van de burcht de brede erosiegeulen met water gevuld waren, zodat de oeverwal een verdedigbaar eiland was. De zeer oude Noordermaatweg is in feite een dijk tussen de duinen en de strandwal van Heemskerk. Deze diende in eerste instantie Heemskerk en de omliggende cultuurgronden tegen het uit het noorden en oosten opdringende water te beschermen. Op oude kaarten van Marquette en directe omgeving vinden we nog veel sporen van het drassige verleden in de veldnamen. Verschillend van die veldnamen bevatten het woord 'ven'. In vroeger tijden was een ven een onbeweidbaar stuk veengrond. Bij Marquette lagen het wijvenven, het Duifven en de Beekevennen. Een rechtstreekse verwijzing naar de zee vinden we in de naam "Schulpweid", een weiland met veel schelpen in de bodem. De Noordermaatweg diende voor de afvoer van hooi uit de gemeenschappelijk (uiteraard onbemeste) hooilanden (maet) van Heemskerk: het enige gebruik waarvoor de drasse landen rondom Marquette geschikt waren. Belangrijk is ook de Noorddorper beek. Deze ontwatert de natte lage binnenduinvlakte (de Caeg) die tussen de strandwal en de jonge duinen in ligt. Deze brede, snelstromende duinbeek kronkelt door het laagste deel van de noordelijke erosiegeul. Dit "riviertje" vormt een landschapbepalend element in het landschap.