Op
De Kampen wordt territoriumkarteringen van weidevogels uitgevoerd. De
inventarisatie wordt verricht volgens de door SOVON ontwikkelde methode
voor Broedvogel Monitoring Project Weidevogels (BMP-w). Bij deze
methode worden tijdens vijf veldbezoeken, lettend op het gedrag van de
vogels, de broedterritoria in kaart gebracht. Hieronder volgt een korte
samenvatting van de werkwijze.
Verplichte soorten
De te inventariseren soorten bestaan
uit soorten die voornamelijk broeden in graslanden (primaire
weidevogels) of soorten voor wie graslanden slechts een van de
broedbiotopen is (secundaire weidevogels). Dit betekent dat minimaal de
Bergeend, Gele Kwikstaart, Graspieper, Grutto, Kemphaan, Kievit,
Knobbelzwaan, Krakeend, Kuifeend, Kwartel, Kwartelkoning, Patrijs,
Scholekster, Slobeend, Tafeleend, Tureluur, Veldleeuwerik, Watersnip,
Wintertaling, Wulp en Zomertaling worden geïnventariseerd.
Weersomstandigheden
Het weer is zowel direct als indirect
van grote invloed op de betrouwbaarheid van weidevogelinventarisaties.
In indirecte zin beïnvloedt het weer de activiteiten van weidevogels en
waarnemers. Koude, regen en harde wind - en vooral de combinatie van
deze factoren - doen veel activiteiten van weidevogels afnemen en het
is dan moeilijk het veld nauwkeurig af te zoeken. Ook hogere
temperaturen leveren problemen op. Weidevogels vertonen weinig
activiteiten en de lucht gaat doorgaans hinderlijk trillen, waardoor
het waarnemen op enige afstand sterk wordt belemmerd. In indirecte zin
beïnvloedt het weer de grasgroei. Een trage grasgroei – bij koud weer –
is gunstig voor de tellingen, want de weidevogels blijven goed
zichtbaar. De beste inventarisatieresultaten kunnen worden
verwacht bij zonnig weer, weinig wind en niet te hoge en lage
temperaturen.


Veldwerk
In de maanden april, mei, juni en juli wordt het weidegebied vijfmaal bezocht. Tussen twee veldbezoeken moet tenminste 10 dagen zitten. Een telronde wordt in één keer volledig uitgevoerd. Er wordt vanaf de Noordermaatweg en vanaf het landgoed Marquette geteld. Alle voorkomende soorten worden geïnventariseerd en de geldige waarnemingen worden per bezoek op een veldkaart genoteerd. Waarnemingen kunnen worden ondergebracht in categorieën van geldige waarnemingen. Er is sprake van een geldige waarneming wanneer deze, voor de betreffende soort, gebruikt mag worden bij de bepaling van het aantal territoria (paren).
Interpretatie
De waarnemingen worden direct na elk bezoek overgebracht van de veldkaart op soortkaarten. Vervolgens worden definitieve territoria vastgesteld, voornamelijk aan de hand van uitsluitende waarnemingen. Het interpretatiecriterium (vereist aantal waarnemingen om te kunnen spreken van een territorium) varieert per soort. Alleen geldige waarnemingen worden meegenomen; een nestvondst is altijd een geldige waarneming. Als er geen uitsluitende waarnemingen of nestvondsten zijn, moet er een bepaalde afstand liggen tussen twee geldige waarnemingen om te kunnen spreken van één territorium of twee territoria: de fusieafstand.
Het vaststellen van de definitieve territoria gaat (in het kort) als volgt: eerst wordt het interpretatiecriterium van de soort bepaald: zijn er 1 of 2 geldige waarnemingen per territorium vereist? In elk aangenomen territorium moet altijd één waarneming tussen de datumgrenzen liggen. Bij het onderscheiden van definitieve territoria geldt als stelregel: zoveel mogelijk geldige waarnemingen onderbrengen in zo min mogelijk territoria.
Alarmtelling
Het is belangrijk om naast
nestgegevens van de bescherming van de weidevogels ook gegevens te
verzamelen over het broedsucces van weidevogels. Hoeveel broedparen
slagen erin om jongen groot te brengen? Om het succes van weidevogels
en in het bijzonder de grutto en de tureluur beter in te kunnen
schatten is het project `Alarm` ontwikkeld, dat in combinatie met BMP
wordt uitgevoerd. Het uitvoeren van alarmtellingen heeft als doel een
goede indruk te krijgen van het aantal aanwezige (alarmerende) grutto-
en tureluurparen waarbij zeker is dat bij alarmerende gruttoparen een
of meerdere jonge grutto's aanwezig zijn. Het is een praktische
telmethode voor het schatten van territoriaal broedsucces.