Tot de primaire weidevogels rekenen wij doorgaans steltlopers als kievit, scholekster, grutto, tureluur, kemphaan en watersnip. Velen beschouwen dit rijtje als de echte weidevogels; watersnip en kemphaan zijn echter zo zeldzaam dat ze ook in weilanden niet vaak worden aangetroffen. Enkele eendensoorten broeden eveneens overwegend op grasland: zomertaling en kuifeend. Verder voelen enkele kleine zangvogels zich zeer thuis in weilanden: veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart.
Tot de secundaire weidevogels worden vogels gerekend die vaker in andere landschappen broeden dan in het weiland. Hiertoe behoren onder meer de veelvoorkomende meerkoet en wilde eend. Andere secundaire weidevogels zijn eendensoorten als slobeend, krakeend, bergeend en de zeldzame wintertaling, en bontbekplevier, kleine plevier, waterhoen, patrijs en de kwartelkoning.
Gedrag
Door in groepen te opereren slagen kieviten en grutto's er in om bedreigingen voor hun eieren en jongen weg te jagen: kraaien, meeuwen, reigers en ook roofvogels als buizerden worden verdreven door fel alarmerende weidevogels. De tureluur maakt zijn nest waarschijnlijk om die reden vaak vlakbij het nest van een kievit. Sommige weidevogels staan graag op uitkijkposten, zoals paaltjes langs het weiland. Onder andere de grutto en tureluur doen dat.



kemphen porseleinhoen meerkoet



grutto bergeend wintertaling